Onze
Stichters
FRESH
&NEW
De stichting van onze congregatie was omgeven door moeilijkheden. Het was uiteindelijk de gecombineerde inspiratie en werkkracht van twee mannen die de congregatie maakten:
de priester Louis Rutten en de eerste overste,
broeder Bernardus Hoecken.
Onze oudste foto waarop Broeder Bernardus te zien is (vlak naast het muurtje).
Nederland was in de vroege negentiende eeuw nauwelijks ontwikkeld, met name de zuidelijke, katholieke delen van het land. De massa leefde in armoede, werkte hard en stierf jong. Er was nauwelijks enig onderwijs of gezondheidszorg voor hen. Louis Rutten werd op 8 december 1809 in Maastricht geboren. Hij werd opgeleid tot priester en werd in 1837 gewijd. Hij wilde heel graag missionaris worden, maar dat was vanwege zijn zwakke gezondheid niet mogelijk. Daarom werd hij een missionaris in eigen land.
​
Armoedebestrijding
​
Rutten was een sociaal en religieus diep bewogen man. Hij maakte zich zorgen over de religieuze onverschilligheid waarin veel mensen vervielen, deels vanwege de ellendige levensomstandigheden. Hij vond het schandalig dat kleine kinderen moesten werken in de enorme fabrieken. Hij begon godsdienstlessen te geven aan arme kinderen in een verloren hoek van de Sint Servaaskerk in Maastricht, waarbij hij tegelijk voedsel en kleding verstrekte. Rutten stichtte spoedig twee kleuterscholen en begon in de avonduren les te geven aan fabrieksarbeiders. Ook nodigde hij de zusters van Liefde uit om naar zijn stad te komen en een tehuis voor ongetrouwde moeders te leiden.
​
Broedercongregatie
Niet iedereen was enthousiast over de activiteiten van Louis Rutten. Om aan het werk dat hij begonnen was meer continuÏteit te geven, begon bij hem de gedachte post te vatten een congregatie op te richten, met als doel het geven van onderwijs. In het najaar van 1839 zette hij zijn plannen op papier, het zgn. Projet.
De uitwerking van de plannen liep niet meteen van een leien dakje. De eerste broeders leefden in een klein en vervallen huis, ze hadden weinig middelen en ontbeerden een goede opleiding en steun van anderen. Niettemin werd de congregatie op 21 november 1840 officieel gesticht. En na een moeilijke beginperiode verspreidde de congregatie zich snel door Nederland en België, waar de broeders werkten in scholen en weeshuizen, zich over dove kinderen ontfermden en enkele internaten stichtten.
​
De eerste overste
​
Gods zegen over zijn inspanningen kreeg Rutten in de persoon van Jacobus Hoecken, geboren in Tilburg op 13 mei 1810, die als eerste broeder de naam Bernardus aannam.
Een bronzen plaquette bij het noordportaal (links van het hoofdaltaar) in de Sint Servaaskerk herinnert aan het eerste begin van het werk van Monseigneur Rutten.
Het oude moederhuis. Links de vleugel langs de Capucijnengang. Rechts woongedeelte voor broeders en novicen.
Bernardus Hoecken was een geboren leider. Hij werd in 1841 tot overste gekozen en hielp de congregatie op te bouwen. De stichter en de eerste overste vertrouwden elkaar volledig en hadden dezelfde visie. De congregatie begon klein, 'arm en onbelangrijk' in de woorden van Bernardus, maar groeide spoedig uit. En, zoals hij vaak benadrukte: 'De congregatie kan alleen gelukkig zijn als ze de armen vooropzet'.
​
Vriendschap en fragiliteit
​
Rond 1860 verslechterde de zwakke gezondheid van Louis Rutten. Hij raakte somber en pessimistisch en zag overal problemen. Het leven werd een last voor hem. In 1871 werd hij opgenomen in een verpleeghuis in Tienen, België. Br. Bernardus, die hem tweewekelijks bezocht, vermeldde in zijn brieven hij dat hij zich zorgen maakte over zijn vriend en bang was hem te verliezen.
Maar het was br. Bernardus die het eerste ging. Hij stierf tijdens een bezoek aan broeders in Helmond, op 22 oktober 1880. Op dat moment telde de congregatie 192 broeders en zestien novicen, die op vijftien verschillende plaatsen leefden en werkten. Louis Rutten, die nog steeds in Tienen verbleef, schreef: 'De onverwachte dood van onze geliefde overste was een schok voor mij en zal voor altijd een onvergetelijk verlies zijn. De eerbiedwaardige broeder was mijn trouwe vriend, degene met wie ik me diep verbonden voelde.'
​
Levende voorbeelden
Rutten zelf herstelde nooit echt. Hij stierf op 16 december 1891 en werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Maastricht. In december 1991 echter werden zijn stoffelijke resten met grote eerbied overgebracht naar de begraafplaats van de Broeders FIC in Maastricht, waar ook Bernardus Hoecken te ruste is gelegd.
Louis Rutten en Bernardus Hoecken blijven ons inspireren. Dat doen ze via hun geschriften, maar nog meer door hun voorbeelden van broederlijkheid en oprechte betrokkenheid bij de armsten. Wij eren hun gedachtenis.
De Sint Servaaskerk aan het Vrijthof in Maastricht.